Tabakspijpen uit het Ashanti-gebied

Auteur:
Don Duco

Jaar van uitgave:
2001

Uitgever:
Stichting Pijpenkabinet

Beschrijving:
Inleidend artikel met bespreking en afbeelding van verschillende soorten tabakspijpen uit het gebied van de Ashanti in Ghana.

In de zuidelijke kuststreek van het tegenwoordige Ghana wonen sinds eeuwen de Ashanti, ook wel Asante genoemd. Dit volk draagt de bijnaam goudvolk. In deze streek wordt namelijk het zogenaamde goudstof gevonden, dat algemeen als handelsartikel geldt en voor rijkdom in het land zorgde. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw zijn de Ashanti met het roken en de tabak bekend. Het zijn zowel de Portugezen als de Nederlanders die hier de tabak als handelsartikel introduceerden en het voor goud en andere waar trachtten te ruilen.

Vanaf de zeventiende eeuw moet het pijproken in zuidelijk Ghana een algemeen toegepaste gewoonte zijn. Aan de pijpen van dit goudvolk zijn reeds meermalen passages gewijd. Goes beschrijft in zijn "Intriguing Design of Tobacco Pipes"[1] de verdienstelijke vormgeving van de Ashanti-pijpen. Verzamelwaardig zijn vooral de figurale uitbeeldingen, die een rijke vormgeving tonen met wortels in de spreektaal. Veel van de sculptuurtjes zijn namelijk directe referenties aan spreekwoorden en zegswijzen[2].

Het is vanwege deze uitbeeldingen dat Ashanti-pijpen in meerdere collecties in Europa bewaard worden. Het Historisches Museum in Bern[3], Musée Tervuren nabij Brussel[4], het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden[5] en andere bezitten Ashanti-pijpen van deze merkwaardige sculpturale soort. Ook in onze nationale pijpencollectie is een reeks van dergelijke pijpen te vinden[6].

01-10.611  etn-ashanti-komvorm-1
Afb. 1a. APM 10.611
01-10.611  etn-ashanti-komvorm-3
Afb. 1b. APM 10.611

Recente opgravingen in de streek van de Ashanti leverde nogal wat fragmenten van pijpen op, die in stijl grote overeenkomst met de figurale tabakspijpen vertonen. Echter hun uitvoering is minder uitbundig maar de gebruikswaarde daarmee des te groter. Bij vondsten van de laatste jaren rijst de vraag of het figurale werk niet vooral als statusobject en souvenirartikel is vervaardigd en of de gewone geometrische pijp niet de alledaagse rookpijp is geweest.

In dit artikel wil ik enkele recent opgegraven pijpvondsten de revue laten passeren en daarmee de ontwikkeling van de gebruikspijp in een nieuw daglicht stellen. Aangezien het vondsten zijn die uit de handel zijn betrokken, is helaas de herkomst niet altijd zeker. Temeer daar er met vindplaatsen nogal eens gesjoemeld wordt, als dit de verkoopbaarheid van het object ten gunste komt. Daarbij is de aanduiding Ashanti het toverwoord voor commercieel succes.

De groep vondsten uit Ghana valt in drie categorieën uiteen. De eerste behelst de zogenaamde Ashanti-pijpen, die alle kenmerken van het typische vakmanschap vertonen (afb. 1-8). De tweede categorie is direct op deze vormgeving geïnspireerd, maar hier ontbreekt de zo kenmerkende kunstzinnigheid (afb. 9-10). Tenslotte is er de restgroep. Hierin domineren de trechtervormige ketels, die een gedeeltelijk vergelijkbare contourlijn bezitten, maar keramisch andere technieken vertonen (afb. 11-13). Deze restgroep toont verder eenlingen met meerdere stijlkenmerken, waarvan sommige wel en andere niet in vormherkomst nader te duiden zijn (afb. 14-19). Zij zijn getuigenissen van de handelsrelaties van het goudvolk.

Oorspronkelijke pijpen van de Ashanti

De ware Ashanti-pijpen zijn van roodbakkende ceramiek gemaakt en volgen een zeer strak vormbeginsel. De ketel van de pijp heeft een komvormig, potvormig of bekervormig model. De potvorm zou volgens zeggen aan de kookpot zijn ontleend, de bekervorm is van de houten vijzel afgekeken, die wordt gebruikt om het koren te verpulveren. De ketel is op een voetstuk geplaatst. Dat kan een verzwaarde voet met een vlakke basis zijn. Deze basis ontwikkelt zich later tot een rechthoek met lobben en uiteindelijk zelfs tot een gewelfde opengewerkte vorm met twee pootjes. De steel is relatief zwaar en conisch van vorm. Zij kan rond zijn maar wordt dikwijls ook vierzijdig afgevlakt en eindigt met een knoopvormige manchet. In deze manchet wordt een houten roer gestoken, in lengte variërend tussen de 30 en de 80 centimeter. Het eindstuk wordt met metaal bekleed en rijkere rokers gebruiken hiervoor zelfs zilver.

02-10.608  etn-ashanti-komvorm-1
Afb. 2a. APM 10.608
02-10.608  etn-ashanti-komvorm-3
Afb. 2b. APM 10.608

Wat de Ashantipijp juist zo onderscheidend maakt is de afwerking van het oppervlak. De pijpen zijn gesneden uit een homp voorgevormde klei, een techniek die overigens ook in andere streken van Afrika wordt toegepast[7]. De fijnheid waarmee het oppervlak wordt behandeld, is echter opvallend en vooral kenmerkend. Met behulp van kleine mesjes en stempels met een repeterend patroon worden kop en steel van geometrische decoraties voorzien. Daarna wordt de pijpenkop in een bad van engobe gedompeld, dat bestaat uit een afkooksel van boomschors. Door het hoge potas-gehalte geeft dit een matte glans. Na het bakken worden de diepere delen van het reliëf nog met een contrasterende kleipoeder of kalk ingewreven. Hierdoor vallen de minutieuze decoraties beter op.

Het aardewerk bakt men in een eenvoudige veldoven die met hout wordt gestookt. De klei krijgt door het bakken een rode kleur. Wanneer de rook niet vrij uit de oven kan ontsnappen, raakt de scherf verstikt en wordt het baksel zwart. Vooral uit de latere productieperiode zijn fantastische diepzwarte aan het oppervlak metaalglanzend gebakken pijpen bekend. De bodemvondstpijpen zijn echter nagenoeg altijd rood van scherf of een weinig gelig van tint, wanneer het de vroegere producten betreft. Een duidelijk productiecentrum laat zich niet aanwijzen. Wel schijnen de dorpen rondom de plaats Kumasi toonaangevend voor deze nijverheid te zijn geweest.

03-14.599  etn-ashanti-emmervorm-1
Afb. 3a. APM 14.599
03-14.599  etn-ashanti-emmervorm-3
Afb. 3b. APM 14.599

Bij de gebruikspijp beperken de geometrische versieringen zich tot cirkelgaatjes, arceringen, visgraten, raderingslijnen en weggesneden driehoeken. Vooral deze laatste motieven, die steeds per vier in een rechthoek samengebracht zijn, kennen geen vergelijk bij pijpen van andere stammen. Zij worden op de ketel toegepast (afb. 5) maar bij latere producten met name op de steel (afb. 7). De keuze van motieven is steeds met een groot gevoel voor harmonie geschied. De stijl is van generatie op generatie overgeleverd maar verloederde aan het begin van de twintigste eeuw om uiteindelijk verloren te gaan. Reden hiervoor is de import van goedkope pijpen uit Europese werkplaatsen.

04-14.811  etn-ashanti-facetten-1
Afb. 4a. APM 14.811
04-14.811  etn-ashanti-facetten-3
Afb. 4b. APM 14.811

Wat de oervorm voor deze pijp is, valt niet te achterhalen, evenals de datering zich moeilijk laat vaststellen. De exemplaren met de nog vlakke voet behoren tot de oudsten (afb. 1 en 2). Een datering in de achttiende eeuw is heel wel mogelijk. De decoratie is nog sterk lineair waarbij het patroon bepaald wordt door ingesneden rechte lijnen, al dan niet gearceerd. Bij de illustraties 3 tot en met 5 handhaaft de vlakke voet zich nog, maar zijn de ingesneden patronen explicieter geworden. De versiering is hier sterk in banden opgezet, waarbij onversierde en versierde delen elkaar afwisselen en een fraaie ritmische werking geven. Dit type moet in de achttiende eeuw ontwikkeld zijn, maar de meeste voorbeelden stammen uit de negentiende eeuw.

05-10.614  etn-ashanti-gemonteerd-1
Afb. 5a. APM 10.614
05-10.614  etn-ashanti-gemonteerd-3
Afb. 5b. APM 10.614

De pijpen in de afbeeldingen 6 tot en met 8 vertonen het eindstadium van de vorm- en decoratieontwikkeling van de Ashanti-pijp. De voet van de pijp krijgt meer aandacht. Gelijktijdig doet ook het opplakken van reliëfmotieven zijn intrede, zoals de kauri, die het teken van rijkdom en vruchtbaarheid zijn. Bij deze producten ontstaat ook het kenmerkende knopje aan de bovenzijde van de steel, dicht bij de manchet. Dit knopje is een stilering van het gezicht van de zon of de maan. De hoogontwikkelde stijl was reeds aan het begin van de negentiende eeuw bekend en handhaaft zich tot in de twintigste eeuw. Gezien de sterke traditie in het werk, is het uiterst moeilijk deze pijpen een exacte datering te geven. Zoals gemeld sterft de techniek na 1900 geleidelijk uit, al blijven flauwe aftreksels in de maak.

06-10.609  etn-ashanti-schijfvorm-1
Afb. 6a. APM 10.609
06-10.609  etn-ashanti-schijfvorm-3
Afb. 6b. APM 10.609

De trots voor de eigen cultuur spreekt uit een ongeschreven Ashantiwet uit ongeveer 1870. Dan wordt bepaald dat er geen Europese pijpen gerookt mogen worden. Het stamhoofd vertoont zich één à twee keer per jaar met een gouden of zilveren pijp om zijn status te onderstrepen. De waardering voor de tabakspijp blijkt ook uit afbeelding 5. Van deze Ashanti-pijp is indertijd de steel afgebroken waarna de roker een nieuw roer van vogelbot aan de kop bevestigde, zodat de pijp weer gerookt kon worden. Het roer haaks op de steel is tevens representatief voor de veranderde lijn van de pijp, die rond het jaar 1900 plaatsvond door de eerder gemelde import van Europese kleipijpen.

07-14.853  etn-ashanti-potvorm-1
Afb. 7a. APM 14.853
07-14.853  etn-ashanti-potvorm-3
Afb. 7b. APM 14.853

Samenvattend mogen we stellen dat de Ashanti-pijp minimaal twee eeuwen algemeen gebruikt is en dat de vervaardigingstechniek in die tijd betrekkelijk weinig veranderd is. Het grondbeginsel is gebleven, al ontwikkelde de decoratie zich en werd deze specifieker. Onbekend blijft of er sprake is van een pijpenmakerscentrum of dat verschillende personen in uiteenlopende dorpen zich met de productie hebben beziggehouden. De gewone, geometrische pijp kent een verspreiding over geheel Ghana en ook nog daarbuiten. De productie van figurale tegenhangers, die uit dezelfde werkplaatsen afkomstig lijken te zijn, is meer als curiosum bedoeld en bediende voornamelijk de toeristische markt. Als bodemvondst komt deze slechts zelden te voorschijn. Daarentegen vinden wij ze wereldwijd in museumdepots en soms ook in particuliere collecties.

08-14.334  etn-ashanti-geometrisch-1
Afb. 8a. APM 14.334
08-14.334  etn-ashanti-geometrisch-3
Afb. 8b. APM 14.334
 

Imitatie Ashanti‑pijpen en andere tabakspijpen

Dankzij hun perfecte vormgeving en afwerking zullen de Ashantipijpen bij rokers grote bewondering hebben genoten. Het is dus begrijpelijk dat locale pottenbakkers of pijpenmakers deze in vorm en versiering hebben nagevolgd. Twee van deze voorbeelden zijn afgebeeld (afb. 9 en 10). Qua contour stemmen zij overeen met de afbeeldingen 3 en 4. Beide hebben een vlakke voet en bekervormige ketel en de steel vertoont eenzelfde dikte en steelhoek. Bij één exemplaar ontbreekt zelfs het kenmerkende knopje op de steel niet. Toch is de productiewijze en vooral de uitvoering inferieur. De gebruikte kleisoort is minder fijn en de pijp van afbeelding 10 is zelfs sterk met een fijne witte kiezel verschraald. Het baksel is deels gesmoord en vertoont onregelmatige bruine of zwarte vlekken. Door een lagere baktemperatuur is de scherf poreuzer, waardoor de pijp minder stootvast is. Het meest kenmerkende van deze imitatiepijpen is echter, dat zij niet gesneden zijn uit een stuk stijve klei, maar zijn geboetseerd uit een vette kleisoort. Hierdoor zijn de scherpe snijvlakken van de echte Ashanti-pijp afgezwakt en de vormen slapper en ronder geworden. Als datering ligt de negentiende eeuw het meest voor de hand.

09-14.851  etn-ghana-emmervorm-1
Afb. 9a. APM 14.851
09-14.851  etn-ghana-emmervorm-3
Afb. 9b. APM 14.851

De restgroep behelst pijpen met een grote variëteit in vorm, afwerking en decoratie maar is afkomstig uit hetzelfde vondstgebied. Het zijn voorbeelden van andere stammen maar ook producten uit andere landen die door handelsrelaties hier verzeild zijn geraakt. Daaronder domineren pijpen met een sterk trechtervormige ketel en een vlakke bodem (afb. 11 en 12). Deze producten hebben een opgaande steel met afgeschuind eind zonder manchetrand. In technisch opzicht zijn deze tabakspijpen gelijk behandeld. De klei is fraai afgewerkt en de ketel is in min of meerdere mate van een ingedrukte geometrische versiering voorzien. De grotere exemplaren hebben een bandje van steel naar ketel, waardoor een soort oog ontstaat, voor de bevestiging van een borgkoordje die de kop bij eventueel los schuiven van de steel tegen breuk behoedt.

10-14.852  etn-ghana-emmervorm-1
Afb. 10a. APM 14.852
10-14.852  etn-ghana-emmervorm-3
Afb. 10b. APM 14.852

De trechtervormige koppen zijn vermoedelijk ten noorden van de Ashantistreek gemaakt. De overeenkomst wordt gevormd door de grote mate van perfectie van de ceramist, maar de artistieke verdienste ligt beduidend lager. De standaard trechtervorm wordt zelden verlaten, terwijl de decoratie zich beperkt tot simpele variaties op rijen raderingen afgewisseld met eenvoudige ingedrukte motiefjes. Wel bediende de pijpenmaker zich eveneens van een soortgelijke engobe als het Ashantivolk, waardoor de glans van de ceramiek grote gelijkenis vertoont en een belangrijke bijdrage aan de schoonheid van de pijp levert. Ook voor deze producten lijkt een datering tussen 1800 en 1900 aannemelijk.

11-15.053  etn-ghana-trechtervorm-1
Afb. 11a. APM 15.053
11-15.053  etn-ghana-trechtervorm-3
Afb. 11b. APM 15.053

De klokvormige ketel van afbeelding 13 behoort tot een van de meest delicate modellen die in de kuststreek van Ghana worden gevonden. Deze pijp is handgevormd of misschien gedraaid en heeft een dunne scherf met een zeer gering gewicht. Op de ketel en steel zijn heel subtiel enkele concentrische ringen aangebracht, terwijl de ketelbasis geaccentueerd wordt door vier knobbels, waartussen staande streepjes. Dergelijke afwerking van een bodem vertoont een relatie met de bases van de latere Ashanti-pijpen, maar kennen we vooral van pijpen uit de noordoostelijke streken van Ghana, bijvoorbeeld van de Fra-Fra. Het lijkt aannemelijk dat het klokvormige model met de versierde basis door volken in het noorden van Ghana zijn gemaakt en via handelaren in de kuststreek verzeild raakten. Qua datering kan hier van achttiende eeuwse voorbeelden sprake zijn. Uit de moderne tijd is deze uitvoering niet bekend.

12-15.052  etn-ghana-trechtervorm-1
Afb. 12a. APM 15.052
12-15.052  etn-ghana-trechtervorm-3
Afb. 12b. APM 15.052

Een opmerkelijke tabakspijp toont afbeelding 14. Hiervoor is een roodbakkende ijzerhoudende klei gebruikt, die sterk is verschraald met een fijne kiezel. De kop is in een rivierbedding gevonden en door het water ernstig verweerd, waardoor juist de harde verschraling in de klei nog duidelijker naar voren komt. Het model van dit product komt sterk overeen met pijpen uit Tanzania, doch een handelsrelatie met een dergelijk verafgelegen streek lijkt niet erg aannemelijk. Wat betreft de datering tasten wij volledig in het duister.

13-11.496  etn-ghana-trechter-1
Afb. 13a. APM 11.496
13-11.496  etn-ghana-trechter-3
Afb. 13b. APM 11.496

Figuur 15 is opnieuw een eenling en heeft het meest weg van een Ivoorkust-interpretatie van een Turkse tsjiboek, de bekende Turkse pijp met een schotelvormige basis.[8] Aangezien dit product handgevormd is en de klei minder fijn dan die van Turkse tegenhanger, oogt deze pijp lomper. De klei is bruinig van kleur, de twee concentrische banden met arceringen zijn met de hand aangebracht. Dit product kwam in de noordelijke streken van Ghana uit de grond, maar vertoont geen relaties met pijpen van naburige stammen. Materiaal en vormgeving overwegende moet hier van een negentiende eeuws product sprake zijn.

14-10.599  etn-ghana-trechtervorm-1
Afb. 14a. APM 10.599
14-10.599  etn-ghana-trechtervorm-3
Afb. 14b. APM 10.599

Een goed te determineren kleipijp is afgebeeld onder nummer 16. Het betreft een Ghanese interpretatie van een Europese kleipijp. Vanaf het eind van de negentiende eeuw starten handelsagenten met de verscheping van Europese kleipijpen naar West-Afrika.[9] Ook de streek van de Ashanti blijft hiervan niet vrij. Het is begrijpelijk dat deze producten, die snel razend populair worden, door de locale pottenbakkers nagebootst worden. Aangezien deze lieden niet over het persgereedschap van de Europese pijpenmaker beschikken, worden de pijpen met de hand nageboetseerd. Hierdoor is de contourlijn overeenkomstig, maar moest door gebrek aan juiste klei en omwille van de breekbaarheid de steel worden ingekort. Bovendien leverde de handvorm een weinig strak model op, dat met name in het hobbelige van de steel tot uiting komt. Datering van dit product: rond het jaar 1900.

15-10.612  etn-ghana-tsjiboekvorm-1
Afb. 15a. APM 10.612
15-10.612  etn-ghana-tsjiboekvorm-3
Afb. 15b. APM 10.612

Klaarblijkelijk van verder aangevoerd zijn twee relatief zwaar uitgevoerde pijpen met een elleboogmodel (afb. 17 en 18). Verbindend element tussen beide zijn de concentrische insnoeringen die rond de puntige overgang tussen ketel en steel zijn aangebracht. Het accentueren van dit onderdeel is gebruikelijk in Zaïre en wel vooral bij de Mayombe. De uitvoering van deze Ghanese vondsten is veel grover en vooral zwaarder, zodat van een andere productiecentrum sprake moet zijn. De pijp van afbeelding 17 staat artistiek op een hoger plan. De decoratie van zigzaglijnen om de ketelopening en een blokband om het steeleind in trefzeker uitgesneden, waarna de verdiepte omgeving met wit krijt is opgevuld. Deze afwerking met kleurstof komt weer overeen met die van de Ashanti-pijpen. Beide producten zijn van een grijsgesmoorde klei gemaakt. Vermoedelijke datering: negentiende eeuw.

16-10.615  etn-ghana-bekervorm-1
Afb. 16a. APM 10.615
16-10.615  etn-ghana-bekervorm-3
Afb. 16b. APM 10.615

Tot slot een pijp gevonden ten noorden van Accra (afb. 19), die de meest opmerkelijke van de hier besproken reeks is. Deze wijde pijpenkop met klokvormig model is op een ronde vlakke voet geplaatst en voorzien van een zware steel met smalle manchetband. De decoratie op ketel en steel lijkt in een drukvorm te zijn aangebracht, waarin deze pijp moet zijn gemaakt. Het verbindingsbandje tussen ketel en steel is hier niet te gebruiken als borg van de pijpenkop aan het roer, aangezien de opening te klein is. Ten opzichte van de traditionele Ashantipijpen is de inhoud van deze pijp onwaarschijnlijk groot. Een plaats van herkomst zou om die reden eerder in bijvoorbeeld Nigeria moeten worden gezocht. Daar is de pijp met de forse ketel meer courant. Slechts één publicatie toont een vergelijkbaar stuk.[10] Dit voorwerp heeft een overeenkomstige opbouw en vergelijkbare decoratie en de auteur tast ook bij die pijp in het duister over productiewijze, herkomst en datering. Ook hier pleit de publicist voor Ghanese herkomst en een betrekkelijk vroege datering, mogelijk nog in de zeventiende eeuw.

17-11.481  etn-congo-trechterkop-1
Afb. 17a. APM 11.481
17-11.481  etn-congo-trechterkop-3
Afb. 17b. APM 11.481

Alle pijpen uit dit artikel hebben één factor gemeen. Het zijn geen pijpen die gedurende het werk gerookt kunnen worden. Daarvoor is de uitvoering te zwaar. Bij het gebruik van deze pijpen moet de roker rustig gaan zitten. Van de Ashanti is bekend dat zij dat deden. Invloedrijke personen hadden zelfs een bediende die speciaal op de pijp toezag. Tijdens het roken werd de kop in de hand gehouden. Alleen nummer 19 vertoont duidelijk slijtage aan de ketelbasis en heeft kennelijk een langer roer gehad, zodat de kop op de grond kon rusten en door het schuiven van de pijp over de vloer aan de onderzijde afgesleten raakte. Dit verschijnsel zien wij overigens vooral in de noordelijke streken van Ghana.

18-15.051  etn-ghana-wala-trechtervorm-1
Afb. 18a. APM 15.051
18-15.051  etn-ghana-wala-trechtervorm-3
Afb. 18b. APM 15.051
 
19-15.050  etn-ashanti-komvorm-3
Afb. 19a. APM 15.050
19-15.050  etn-ashanti-komvorm-5
Afb. 19b. APM 15.050

Nawoord

Dankzij recente bodemvondsten uit het Ashanti gebied in Ghana weten we nu meer over de vorm, decoratie en vervaardigingstechniek van de lokale tabakspijp. Hoewel de hier behandelde groep inzicht geeft in de verschijningsvorm van de pijp in Ghana, blijven nog veel aspecten onduidelijk. Zo resteren vragen over de toeschrijving aan bepaalde stammen of zelfs aan specifieke werkplaatsen. Het nauwkeurig duiden van productieplaats zou vervolgens toegevoegde informatie over de handelscontacten kunnen opleveren. Daarmee zou als een uitgebreid web over Afrika de ontwikkeling van de tabakspijp nader bekend kunnen worden. Bovenal blijft het raadsel over de datering bestaan. Hopelijk zal een beter toezicht op de archeologie in Ghana voor de toekomst nieuwe relevante informatie opleveren, waarbij niet alleen de pijpen beter bekend worden, maar vooral de vondstomstandigheden zullen bijdragen tot meer kennis en inzicht in deze interessante materie.
                                     

© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2001.

Afbeeldingen

  1. Komvormige ketel op licht verhoogde voet, opgaande steel met vierzijdige diameter en vierkante eindknoop. Ketel band met ingekerfde concentrische en verticale lijnen. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.611                          
  2. Komvormige pijpenkop met ingesnoerde rand en uitstaande filt, vlakke basis en ronde steel naar het eind verdunnend. Steel overlangs gecanneleerd. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.608
  3. Emmervormige pijpenkop op vlakke voet en opgaande verjongende steel met ronde manchet. Ketel rondom twee reliëfbanden met ingesneden driehoeken, ertussen geruwde vlakken, steel afwisselend gladde en geruwde banen. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.599
  4. Hoge emmervormige ketel op vlakke voet en vierzijdige opgaande steel met onopvallende vierkante manchet. Ingesneden en ingedrukte geometrische decoratie. 1750-1850.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.811
  5. Ketel van een Ashantipijp versierd met concentrische geometrische banden met ingesneden driehoeken en arceringen gemonteerd aan een roer van bot. 1850-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.614
  6. Kleine ronde afgeplatte ketel op hoge voet met vlakke onderzijde en oplopende sterk verjongende steel met onopvallende vierkante manchet. Ingekraste en ingedrukte decoratie op ketel en steel. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.609
  7. Kenmerkende Ashanti-pijpenkop met bolle ketel op vlakke voet met twee vooruitgeschoven punten, opgaande verjongende steel met manchet. Ketel en steel ingekraste, ingesneden en opgeplakte decoraties. 1820-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.853
  8. Twee naast elkaar geplaatste bolle ketels op een rechthoekige voet met twee knopjes aan de voorzijde en vlakke onderzijde, opgaande steel met manchet, een knopje aan de bovenzijde bij de manchet. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.335
  9. Emmervormige ketel op vlakke voet met vier lobben, opgaande steel met insnoeringen. Ketel onder de filt band met schuinse arceringen. 1850-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.851
  10. Emmervormige ketel met vlakke voet en oplopende steel. Ketel rondom concentrische ringen, steel schuins gecanneleerd, steeleind een knopje. 1850-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.852
  11. Trechtervormige ketel met smalle vlakke basis en oplopende steel zonder manchet. Ketel onderhelft vier concentrische banden met ingedrukte geometrische decoratie. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.053
  12. Trechtervormige ketel met smalle vlakke basis, oplopende steel zonder manchet, verbindingsbandje voor borgkoordje in de steelhoek. Concentrische banden met ingedrukte stippen. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.052
  13. Hoge trechtervormige ketel met nauwe onderzijde en bodemmarkering met vier knopjes, opgaande steel met geometrische manchet. Ketel concentrische banden, steel drie dubbele ringen en manchet met vier afgeronde en doorboorde hoeken. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.496
  14. Wijde trechtervormige ketel op verzwaarde basis met vlakke onderzijde en korte opgaande steel zonder manchet. Ketel rondom twee concentrische banden met ingekraste decoratie. 1700-1850.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.599
  15. Wijde trechtervormige pijpenkop op verzwaarde licht schotelvormige basis en korte opgaande steel met smalle manchetband. Ketel rondom twee banden met ingekraste lijnen. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.612
  16. Bekervormige ketel met ronde onderzijde zonder hielmarkering en licht gebogen steel met knopmondstuk. Ketel rondom ingekraste verticale lijnen. 1880-1910.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.615
  17. Ovaalvormige ketel met verzwaarde filtrand en puntige onderzijde, rechte steel zonder manchet. Ingesneden patroon van zigzag banden, de verdiepte delen met krijt ingevuld. 1850-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.481
  18. Ovaalvormige ketel met puntige onderzijde en rechte steel met manchetband. Ingekraste geometrische decoratie met krijt ingevuld. 1800-1900.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.051
  19. Wijde komvormige ketel op afgeplatte voet, borgoogje in de steelhoek. 1650-1800.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.050

 

Noten

[1]      Benedict Goes, The Intriguing Design of Tobacco Pipes, Leiden, 1993, p 72-73.

[2]      E. Rohrer, ‘Tabakpfeifenköpfe und Sprichwörter der Asante’, Jahrbuch des Bernischen Historischen Museums, Bern, 1946. Ook: Carl Avery Werner, Tobaccoland, a book about tobacco; its history, legends, literature, cultivation, social and hygienic influences, …, New York, 1922, p 361.

[3]      Peter Valentin, ‘Les pipes en terre des Ashanti’, Arts d'Afrique Noire, 19, 1976, p 8-13.

[4]      Jean Lecluse, Pipes d'Afrique noire, Liège, 1985, p 638.

[5]      Object zonder nummer, afkomstig uit het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden van koning Willem I.

[6]      Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.458 slang, Pk 12.398 vogel, Pk 12.254 schelp, Pk 12.657 geometrisch, Pk 1.827 speelbord, Pk 13.898 zittende man, Pk 11.421 man met handen op het hoofd, Pk 11.422 man met hand aan de mond, Pk 11.423 haan, Pk 11.424 gordeldier, Pk 11.452 man en vrouw.

[7]      Goes, (Intriguing Design), 1993, p 68.

[8]      Don Duco, ‘Turkije als centrum van de Oost-Europese pijpenfabricage’, Pijpelijntjes, X-3, 1984, a.z. afb 31, 34.

[9]      Don Duco, ‘Een export-catalogus van Goedewaagen’, Pijpelijntjes, III-3, 1977, p 3.

[10]    Jerome S. Handler, ‘An African Pipe from a Slave Cemetry in Barbados, West Indies’, BAR-International Series, 175, 1983, p 245-253.